Op die fiets …

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 15 september 2017)

We lezen er de laatste tijd niet meer zoveel over in de krant: over opvangcentra voor vluchtelingen, hier bij ons op de Veluwe. De vluchtelingenstroom lijkt wat opgedroogd, die centra lijken niet meer nodig en de vliegroutes van en naar vliegveld ‘Lelystad’ zijn op dit moment een hot item, net als de actie voor het totaal verwoeste St. Maarten.
Logisch, en vooral dat laatste: uitermate belangrijk!

Toch werd ik deze week weer bij die vluchtelingenstroom bepaald, toen ik het artikel las over de burgemeester van Palermo, die een hartstochtelijke oproep deed aan Europa om toch de vluchtelingen, die bij zijn stad nog steeds in grote getale aan land komen, door te laten gaan. Europa in. En vanmorgen stond er een kaartje in diezelfde krant met nieuwe routes en een ander verhaal over een jongen, die al vele pogingen heeft gedaan en het blijft proberen, dit keer in het zuiden van Spanje. Al die mensen, ze halen ons land, onze omgeving dan wel niet, maar ze zijn er nog steeds …

En ik moest opeens denken aan dat mooie boekje waarover volgende week (*) in het kerkje een lezing wordt gehouden: “Jezus op die fiets”.
Dat boekje gaat over een jonge vluchteling en hij heet Jezus. Hij is legaal in Nederland, heeft een verblijfsstatus, woont in Scherpenzeel en is de zoon van een Joodse moeder en een Palestijnse vader. Daarom moesten ze vluchten en helemaal bij toeval kwamen ze terecht op de Veluwe. Ik ga u natuurlijk niet vertellen wat er allemaal gebeurt in dat boekje, maar de jongen probeert zijn medemensen te helpen op alle mogelijke manieren. Allicht, want de schrijver nam Jezus van Nazareth als voorbeeld.

Het leverde prachtige verhalen op, die je laten glimlachen, aan het denken zetten of je intens ontroeren. Jezus, die op de fiets over de Veluwe trekt met zijn vrienden. De schrijver van het boekje, hij noemt zichzelf ‘Johannes de Elfde’, gaat over de verhalen met ons in gesprek en hij gaf zijn boekje als ondertitel mee: ‘Klokken van liefde luiden’.

Jezus als vluchteling? Jezus op de fiets? Nee, “Jezus op die fiets!”

Marianne Visch – de Bruin

Noot *):
Lezing was op woensdag 27 september ’17 in het kader van ‘Ontmoeting aan de Deventerstraat’

Komkommertijd

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 27 juli 2017)

Het is zomer, links en rechts zijn onze buren met vakantie en het is opvallend rustig in de straat. Omdat wij ervoor kiezen in het voor- en naseizoen op pad te gaan, mag ik deze week alweer een kerkkronkel schrijven en al nadenkend zit ik achter mijn bureau. Het is leuk om te doen: stukjes schrijven, die we met een groot woord een ‘column’ noemen, maar in de loop van de afgelopen jaren heb ik heel veel bewondering gekregen voor die ‘echte columnisten’, mensen die elke week een of twee keer een actueel stukje schrijven in de dagbladen. Waar zal ik het deze week eens met u over hebben?! Er gebeurt niet veel want ook de politiek is met vakantie. ‘Komkommertijd’, wordt deze periode wel genoemd en al schrijvend vraag ik me af waar die uitdrukking vandaan komt. Het genootschap ‘Onze Taal’ weet misschien een antwoord. Mogelijk uit het Engels? ‘Cucumbertime’, gebruikt door de kleermakers, die in de zomermaanden niets verdienden en daardoor uitsluitend komkommers konden eten. Het zou kunnen, maar het is lang niet zeker. De term is in het Engels ook al lang weer verdwenen. ‘Sauregurkenzeit’ dan, vanuit het Duits?  Kan ook, maar vooralsnog heeft onze eigen Multatuli de oudste papieren als hij schrijft over ‘het hartje van den komkommertyd’.

Hoe het ook zij: de betekenis van de term kent u ongetwijfeld allemaal. Er is weinig handel, er is niet veel te beleven en er is maar weinig nieuws. Elk vakgebied kent z’n eigen komkommertijd en mijn kleine onderzoekje heeft me geleerd dat ook elke taal zijn eigen term heeft voor die dromerige, lome en stille zomertijd.

Maar over een paar weken barst alles weer los, ook in de Vaassense kerken. Ons nieuwe programmaboekje is al klaar en op 9 en 10 september vieren we het startweekend met o.a. de uitslag van de schilderswedstrijd. U kunt uw afbeelding van ons kerkje nog inleveren  en natuurlijk de startviering. Komkommertijd? Het is gewoon de stilte voor de storm….

Marianne Visch – de Bruin

Vieren

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 1 juni 2017)

Deze week is het Pinksteren en daarmee sluit de kerk het jaar in feite af. Dat jaar begint met Advent en in een vast ritme van zoveel dagen tot Kerst, Driekoningen, Aswoensdag, Pasen, Hemelvaartsdag en tenslotte Pinksteren viert de kerk haar vierdagen. Dagen van inkeer, van vreugde om een geboorte en intens verdriet om het lijden en het afscheid van de Heer tot de geboorte van de kerk met Pinksteren. Want dat is wat we met Pinksteren vieren: de verjaardag van de kerk. U kunt het verhaal nalezen in het Bijbelboek Handelingen. En na dit verjaardagsfeestje gaat de kerk een feestloze zomerperiode is.

Ik hou van dat vaste ritme van de winter, waarin we samen de hoogte- en dieptepunten beleven, maar evenzeer hou ik van de zomer waarin we ons richten op al die andere dingen, die ook voorbij komen en die het waard zijn om samen te beleven. Een van de dingen die ons komende zomer te wachten staan is de verjaardag van ons kleine kerkje aan de Deventerstraat. Op 12 juli a.s. is het precies 80 jaar geleden dat de eerste steen voor dit gebouw is gelegd en natuurlijk willen we dat vieren. Ter gelegenheid van die 80-jarige bestaan verschijnt er een heel aardig boekje, er is een heuse teken- en schilderwedstrijd uitgeschreven en op 16 juli houden we een feestelijke viering voor iedereen die zich bij onze geloofsgemeenschap betrokken voelt. Later in het jaar is er nog een fototentoonstelling en krijgen amateurmusici de gelegenheid van zich te laten horen.

Kortom, er valt ook in de zomer wat te vieren en wij, de ‘mensen van het kleine kerkje’ nodigen u van harte uit deze feestelijkheden met ons mee te vieren. Via dit blad houden we u uiteraard op de hoogte. We ontmoeten u graag aan de Deventerstraat!

Marianne Visch – de Bruin

Linquenda

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 23 maart 2017)

Heerlijk om even naar buiten te gaan, buiten de stad bedoel ik. Fietsend langs boerderijen, landhuizen en dijkhuisjes vallen me allerlei huizennamen op. Namen van mensen, maar ook namen die iets over de gedachten van de bewoners zeggen: Het Anker. Het Legaat. Nooit Gedacht.

Dan kom ik opeens een naam tegen die je niet vaak meer ziet: Linquenda. Letterlijk: “dat wat verlaten moet worden”. Iemand zei mij eens dat dat een wijze naam voor een huis is. Je moet er immers ooit een keer uit, het achterlaten, zoals je alles moet achterlaten. Wel waar natuurlijk, maar als naam voor je huis? Het voelt haast als een vermaning aan de voorbijganger, zo van: denk maar niet dat je hier iets te vertellen hebt, alles gaat voorbij. Waarom niet gewoon trots zijn op je huis en ervan genieten, waarom zou je voortdurend herinnerd moeten worden aan de vergankelijkheid?

Of… zou er ook een andere gedachte achter kunnen zitten. Zou het kunnen zijn dat zo’n naam ons juist wil beschermen? Omdat bezit je ook óngelukkig kan maken als je er teveel waarde aan hecht. Dan word je er immers afhankelijk van, je kunt niet meer zonder. En dan is er alleen nog maar te verliezen……….

Toen een van mijn vroegere collega’s afscheid nam om een carrièreswitch te maken gaf zij ons de volgende tekst mee van de schrijver P.F. Thomése:

“Niet iets proberen vast te houden dus, ook het mooiste niet, juíst het mooiste niet. Het steeds proberen los te laten, steeds bijtijds de verwijdering onder ogen zien. Altijd met lege handen durven staan, dan kun je beter vangen als het nodig is.”

Als je daar zo over nadenkt, krijgt loslaten iets positiefs. Het maakt vrij, weerbaar, onafhankelijk. En misschien wel gelukkig. In oosterse religies is het vaak een hoofdthema. In het westen lijkt het soms een beetje weggestopt. Maar toch…………de moeite van het proberen waard.

Vandaag schrijf ik mijn laatste kronkel in dit blad. Ook dat is een afscheid. Gedurende mijn stageperiode was onze voorganger Marianne Visch bereid mij een deel van haar column-ruimte af te staan, wat ik erg heb gewaardeerd. Nu geef ik haar die graag weer terug.

Loslaten. Linquenda. Ik vind het een mooie naam.

Maria Bolijn
stagiaire

Open handen

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 17 februari 2017)

Het wil nog niet zo erg met de lente. Afgelopen weekend viel er al weer een flink pak sneeuw en dus reden mijn man en ik door een winters landschap naar Hattem, waar ik de kerkdienst mocht leiden. ‘Open handen’, daar hadden we het daar over. Open handen, omdat alleen een open hand zich kan uitstrekken naar de ander.

Wij leven in een onrustige wereld. Rotsvaste zekerheden blijken opeens behoorlijk wankel te zijn en het individualisme in onze maatschappij bloeit als nooit tevoren. ‘Ieder voor zich’, dat is het credo. Het ‘en God voor ons allen’, dat lijken we een beetje vergeten. Toch zijn we in onze drukke bestaan van alledag, waarin we van alles moeten, wel zeker ook op zoek naar rustpunten en die proberen we te vinden in allerlei vormen van bezinning. In meditatie, in mindfulness, yoga en noemt u het maar op. Religie mag dat niet meer heten want religie is een besmet woord geworden. Religie wordt steevast in verband gebracht met fundamentalisme, met radicalisering en fanatisme en dus noemen we het zingeving of spiritualiteit. Dat zijn ook mooie woorden, maar ze zijn wat vaag en de vraag is dan: waar halen we die zin of die spirit dan vandaan?

Dat waren de vragen, die bij me opkwamen toen ik nadacht over die open handen. En in de voorbereiding naar die kerkdienst, die we in ons vrijzinnige wereldje ook wel graag een viering of zelfs ‘bijeenkomst’ noemen las ik een heel aardig stukje over God, die vele gezichten heeft. Ik citeer u er een heel klein stukje uit: God is van een persoon een geestelijke kracht geworden. Voor velen impliceert dat het afscheid van God als almachtig en alwetend, als een wezen dat actief in ons leven ingrijpt onder het motto: ‘de mens wikt, God beschikt’. Zo kreeg God vele gezichten zonder dat het oude gezicht geheel verdween. In het breed uitwaaierende geestelijke landschap van het hogere zijn de oude sedimenten nog herkenbaar, voor wie goed kijkt. Wie met kennis van zaken graaft, vindt Gods sporen overal terug. Inderdaad. God is voorbijgegaan maar niet voorbij. Einde citaat.

Beter dan Koen Holtzapffel het verwoord in zijn boekje ‘God’ kan ik het niet zeggen. De beginletters van het woordje God verbindt hij met de werkwoorden geven, ontvangen en delen. Het brengt ons terug bij de open handen want alleen zij kunnen dat: geven, ontvangen en delen. Open staan en aandacht hebben voor die ander, die onze naaste is.

Marianne Visch – de Bruin

Levensles in de trein

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 9 november 2016)

Het is ochtend. De trein naar het westen zit vol, altijd rond deze tijd. Op de laatste lege plek tegenover mij neemt een jongeman plaats. Tegen de tijd dat we Utrecht bereiken, zie ik dat de plaats weer leeg is. Is mijn overbuurman vast richting balkon gelopen om uit te stappen? Niemand let op elkaar. Pas nadat we Utrecht gepasseerd zijn en een andere man de plaats tegenover mij heeft bezet, is de jongeman opeens weer terug. Even naar het toilet geweest blijkbaar. De nieuwe reiziger is echter niet van zins zijn moeizaam verworven plek op te geven. Er ontstaat een heftige woordenwisseling: wie heeft nu de meeste rechten op die plek? De eerste jongeman haalt bakzeil en gaat uiteindelijk verderop een plekje zoeken.

En dan gebeurt het: na krap tien minuten staat hij ineens weer bij ons en maakt ten overstaan van een zwijgend toekijkende massa mensen zijn excuus aan zijn opvolger: hij erkent dat hijzelf fout was, de nieuwe passagier kon niet weten dat die plek bezet was, hijzelf had niet vlak voor een station weg moeten lopen.

Gróóts vond ik dat van hem – en waarschijnlijk velen met mij –  al voelde ik me op dat moment te ongemakkelijk om er iets over te zeggen. Niemand zei wat. Pas bij het uitstappen durfde ik hem te complimenteren en heb ik hem een prettige dag gewenst. Hij lachte verlegen. Maar zijn optreden vergeet ik niet meer. Ik geloof niet dat ik dat in de gegeven situatie had kunnen opbrengen, zo’n een openbare schuldbekentenis. Een gratis levensles, gewoon in de trein….…

Maria Bolijn

Van oude wijven en indianen….

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 30 september 2016)

Volgens de kalender is het herfst, maar we merken er nog niet zoveel van. Ja, het blad van de kastanjeboom achter ons huis wordt bruin en met enige regelmaat hoor ik ‘plok’ als er weer een kastanje op het schuurtje valt. In het Wilhelminapark, bij ons om de hoek, worden alweer beukennootjes geraapt maar verder? O ja, de appels en peren zijn ook rijp. Te koop bij o.a. de Cannenburgh uit eigen boomgaard. Lekker voor appelmoes. Het blijft onverminderd stralend weer en we vergeten graag dat het al oktober is.

Een ‘Indian summer’, noemen we zo’n periode waarin het in het najaar nog aan de zomer doet denken. Het is een term uit de Verenigde Staten maar waar die dan aan ontleend zou zijn, is me niet duidelijk geworden. Het zou te maken kunnen hebben met de oogstfeesten van de indianen maar ik heb ook ergens gelezen dat het een bijnaam zou zijn voor een ‘valse zomer’. Het lijkt wel zomer, maar het is het niet. Ook wel aardig uitgelegd.
Maar wist u dat we ook een echt Nederlands woord hebben voor deze tijd? Ik niet maar het is wel zo. Een ‘oudewijvenzomer’ heet dat in goed Nederlands. Nou ja, goed Nederlands? Die term is afgeleid van het Duitse Altweibersommer en dat is dan weer een begrip uit de Germaanse mythologie waarin sprake is van noodlotsgodinnen, die wevend of spinnend werden voorgesteld. Deze godinnen sponnen de menselijke levensdraden, die in deze periode zichtbaar zijn in het vele spinrag in de natuur. Veel later werden de oude wijven in verband gebracht met breiende en spinnende vrouwen, die bij mooi nazomerweer lange draden zaten te spinnen.
Het is maar dat u het weet….

En o ja, de volgende kronkel namens de vrijzinnige geloofsgemeenschap wordt geschreven voor Maria Bolijn. Zij loopt dit seizoen stage bij ons en deelt ook graag haar hersenspinsels met u.

Marianne Visch – de Bruin

Plannen

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 25 augustus 2016)

Het is een vreemd woord ‘plannen’. In gewoon Nederlands zijn plannen bedenksels, dingen die we willen gaan doen. Plannen maken, we doen het allemaal. Plannen maken voor een vakantie. Waar gaan we heen? Hoe houden we de kinderen zes weken lang bezig? Veel oma’s en opa’s en hun kleinkinderen kijken terug op gezellige logeerpartijen.
In onze geloofsgemeenschap zijn al die plannen alweer uitgewerkt in een prachtig programmaboekje en dat zal ongetwijfeld ook gelden voor de andere Vaassense kerken.
Plannen. Het is ook een werkwoord, ontleend aan het Engels en dan wordt het ook anders uitgesproken: plennen, met een ‘e’ dus. Als we gaan plannen, doen we iets anders dan ‘plannen maken’. Jawel, we denken ook dingen uit, maar we hangen daar gelijk een soort van tijdschema aan. Morgen dit, en daarna gaan we dat doen.
Plannen maken is vrij onschuldig. Het is lange termijnwerk en plannen kunnen gaandeweg worden gewijzigd. Geen probleem. Maar plannen.. grote kans dat die plannen in de war worden geschopt. Dat hebben wij de afgelopen tijd weer gemerkt. Wel twee keer zelfs. De eerste keer was toen we een weekendje zouden gaan fietsen. De trap aflopend met drie armen vol spullen, miste ik de onderste tree van de trap. Oei, au. Enkel verstuikt. Wat dom ook. Niet meer doen en voortaan beter uitkijken. Ons weekend kon gelukkig doorgaan, maar ik realiseerde me wel hoe snel een planning in duigen kan vallen.

We zijn twee weken later. Mijn enkel doet het weer redelijk en dus waren er al weer plannen om er nog een dag of tien op uit te gaan. Even nog met de camper naar het zonnige Frankrijk voordat we op 4 september startzondag gaan vieren en het nieuwe seizoen weer gaat beginnen. We hadden het zo leuk uitgedacht maar we moesten die planning toch even loslaten toen er opeens ziekte was in de familie. Gelukkig gaat het nu weer goed met de patiënt, maar onze plannen zijn aangepast en de planning is losgelaten. We gaan een paar dagen later en blijven lekker in Nederland. Dat is minstens zo leuk.

Plannen, plannen maken. Laten we er vooral mee doorgaan want er staat een heel nieuw seizoen voor de deur. Maar laten we onszelf vooral ook wat ruimte geven want plannen laten zich niet altijd plannen (als u begrijpt wat ik bedoel).

Marianne Visch – de Bruin

‘Groede’

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 8juni 2016)

We hadden voor dit jaar, anders dan voorgaande jaren, geen grootse vakantieplannen. Geen middernachtzon, geen Santiago de Compostela maar gewoon wat zwerven. Beetje lekker weer, mooie plaatsen en vooral lekker uitrusten, want het was behoorlijk druk het afgelopen jaar. En zo bracht onze camper ons aan de Romantische Strasse, op de Brennerpas en aan het Gardameer. We trokken de St. Bernardpas over naar Zwitserland en we bezochten Colmar in de Franse Elzas.  De laatste week van onze vakantie brachten we door aan de kust van Zeeuws Vlaanderen. Dat is een stukje Nederland waar we nog nooit waren geweest. Onze camper vond een plekje op een enorme strandcamping, maar van het feit dat daar honderden mensen waren, hebben we weinig gemerkt.

We hebben een aantal prachtige fietstochten gemaakt door het weidse Zeeuwse land en een van de tochten bracht ons in het plaatsje Groede. Kent u dat? Wij hadden er nog nooit van gehoord en tot onze grote verbazing troffen we aan de rand van het dorp de restanten van een twaalftal grote bunkers. Ze stonden vlak bij elkaar en vormden zo een ‘bunkerdorp’. De tableaus vertelden ons over het hoe en waarom. Groede ligt aan de kust en maakte tussen 1941 en 1944 deel uit van Hitlers Antlantic Wall. En zo rolde de recente geschiedenis zich op die vroege zaterdagochtend voor onze ogen uit.

Een half uurtje later stonden we in de kerk van dit Zeeuwse dorp en de voorzitter van de stichting die de kerk in beheer heeft, vertelde enthousiast over de geschiedenis van ‘zijn’ kerk. Een kerk uit de 13e eeuw, die dertig jaar lang werd blootgesteld aan de getijden van eb en vloed. Wat een geschiedenis. Nu is de kerk gerestaureerd en wordt hij gebruikt voor allerlei doeleinden: bruiloften, tentoonstellingen, begrafenissen, concerten en ja, er wordt ook nog gekerkt. Eens in de maand en dan zijn er zo’n 20 mensen in de kerk. Dat kan allemaal…. in Groede

Marianne Visch – de Bruin

‘Oranje – roze – rood’

(Column: Kronkel Vaassens Weekblad 11 mei 2016)

We leven in kleurrijke tijden. Een week geleden was het Koningsdag en toen kleurde ons land oranje. Daarop volgde de eerste mei, de Internationale dag van de Arbeid, een dag die traditioneel een rood randje heeft en nu ik deze kronkel schrijf hangt aan ons huis het rood-wit-blauw halfstok. We gedenken onze doden. Goed om die herinnering levend te houden, laten we dat vooral blijven doen. En morgen, op 5 mei, dan hijsen we die driekleur door naar de top van de vlaggenmast. We vieren onze vrijheid, die beslist niet vanzelfsprekend is, op de dag waarop we ook Hemelvaartsdag vieren.

Maar ondertussen zie ik her en der in mijn woonplaats de stad roze kleuren want vrijdag komen de wielrenners bijna voor onze voordeur langs. Roze fietsen aan lantaarnpalen, roze lappen om de bomen en roze vlaggetjes aan de huizen. En dat allemaal voor de Giro d ‘Italië, die Apeldoorn op z’n kop zet: loopbruggen, terrassen, parkeerverboden en veel belangstellenden, ze horen er blijkbaar bij.

Wanneer u dit leest, is het allemaal alweer voorbij. We kunnen weer gewoon met onze auto bij huis komen, de wielrenners zijn naar zuid-Italië vertrokken om daar nog drie weken verder te fietsen en de stad is bijna weer ‘gewoon’.

Na het oranje en roze gaan we nu op naar het rood van Pinksteren. De kerk viert feest want ze is jarig. Traditioneel kleuren dan de kerken rood, het rood van het vuur van Pinksteren. Pinksteren het feest van de Geest, die mensen aanraakt en bezielt. De Geest, die waait waarheen hij (of zij) wil en die warmte geeft op alle plekken waar mensen oog hebben voor hun medemens.

Marianne Visch – de Bruin