‘Ontmaskerd’

(Column: 2 oktober 2024)

“Wees uzelf! zei ik tot iemand. Maar hij kon niet, hij was niemand.”  Eén van mijn tantes  citeerde vroeger graag uit wijsheden van o.a. P.A. de Genestet, en deze grappige zin heb ik altijd onthouden.

Veel van ons doen en laten is nu eenmaal gericht op hoe we bij anderen overkomen.  En vaak willen we niet laten zien wie we echt zijn, maar eerder wie we graag zouden wíllen zijn.

Voor een deel is dat een normale en ook wenselijke gang van zaken in een samenleving: we zijn hier nu eenmaal niet in ons eentje en daar hoort een zeker decorum bij. Regels van fatsoen waar je je aan wilt houden en waarvan je wilt dat ook anderen dat doen. En dat is helemaal niet erg.

Maar hoeveel mensen zijn er niet die veel verder gaan dan dat? Die een hele façade oprichten waar ze zich op alle mogelijke manieren mee proberen te vereenzelvigen. En die zich daardoor in steeds meer bochten moeten wringen om de naar buiten gewekte indruk een beetje in stand te houden.  

Ik zag laatst een prachtig youtube-filmpje voorbij komen waarin Stef Bos het lied “Maskerman” zingt. “Hoeveel maskers moet je dragen, hoeveel levens moet je leven om op een dag jezelf te zijn” klinkt het. Jezelf zijn. Als je bedenkt dat elk mens uniek is, is jezelf zijn dan niet één van de belangrijkste dingen waar het om gaat? Je eerste levensopdracht? 

In één van de chassidische vertellingen van Martin Buber komt het verhaal voor van Rabbi Soesja. “Als rabbi Soesja aan de hemelpoort komt, zo vertelt de rabbi, dan zal God hem niet vragen ‘rabbi Soesja, waarom ben je niet als Abraham geweest?’ en God zal hem ook niet vragen ‘rabbi Soesja, waarom ben je niet als Mozes geweest?’, maar God zal hem vragen ‘rabbi Soesja, waarom ben je niet als rabbi Soesja geweest?’”

Je kunt niet meer worden dan jezelf, je kunt wel meer jezelf worden. Want pas als je jezelf bent, kun je ook echt op de ander gericht zijn. Dan kun je elkaar ontmoeten. Om met de Genestet te spreken: als je niet jezelf bent, dan ben je niemand. En wie wil er nou een ontmoeting met niemand?

Maria Bolijn

‘Levensmotto’

(Column: 29 september 2024)

Onlangs vierden goede vrienden van ons hun 50e huwelijksverjaardag. Hun kinderen hadden bedacht dat het leuk zou zijn als de gasten allemaal een aandeel zouden leveren in een vriendenboekje. Dat zijn van die boekjes die kinderen met elkaar uitwisselen en waarin ze hun grootste idool, hun lievelingseten, hun favoriete sport of hun droomvakantie kunnen noteren. Leuk voor later. Maar er zijn ook vriendenboekjes voor volwassenen, speciaal voor dit soort gelegenheden.

We begonnen er niet al te enthousiast aan. Dat zijn nu eenmaal van die verplichtingen die een tijdje blijven liggen totdat de deadline in zicht komt en je schrikt: o ja, dat moet ook nog.     

Maar zoals gewoonlijk geldt ook hier dat het best meevalt als je er maar eenmaal aan begint. Je krijgt er zelfs plezier in. Waar kennen jullie elkaar van? Welk restaurant zou je het bruidspaar aanbevelen voor een romantisch etentje? Maar bij de vraag: “Wat is jullie levensmotto?” stokt het opeens. Wat is ons levensmotto? “Het komt goed, schrijf dat maar op”, stelt  mijn echtgenoot voor. Het komt goed? Is dat niet een beetje erg makkelijk als levensmotto?

Komt goed, hoe vaak wordt dat niet gedachteloos geroepen bij ongeacht welk probleem. Geen zorgen, komt allemaal goed. Ja makkelijk gezegd. Er is zoveel pijn en verdriet in de wereld, dan zeg je toch niet: “het komt goed”?

Maar toch. Aan zo’n uitdrukking ligt vaak een diepe levenservaring ten grondslag. Een geleefde overtuiging, waarvan de woorden helaas door al te vaak en te gedachteloos gebruik tot een cliché zijn geworden. Een cliché waarin de eigenlijke gedachte niet meer doorklinkt.   

Die gedachte is: heb moed en vertrouwen. Moed om onbekende wegen in te slaan en je toe te vertrouwen aan dat geheimzinnige iets dat ons soms een weg lijkt te wijzen. Een weg waar je in alle vrijheid bewust ja tegen kan zeggen. Niet zelden pas na lange strijd en twijfel. En niet één keer, maar telkens weer.

Zou dat iets te maken kunnen hebben met het vertrouwen dat je je toch, ondanks alles, gedragen kunt weten door de Ene die ons de belofte heeft gedaan: “Ik zal er zijn”? Het komt goed. Als net ontdekt levensmotto ingevuld in het  vriendenboekje….

Maria Bolijn

‘Wie het eerst lacht ……’

(Column: 19 juli 2024)

U kent vast wel dat spelletje van vroeger (misschien wel van alle tijden) waarbij je elkaar strak aankijkt, je gezicht in de plooi houdt en wie dat het langste volhoudt die heeft gewonnen. Kinderen zijn er dol op. Wie het laatst lacht, lacht het best zou je kunnen zeggen. En – tenzij je toevallig allebei tegelijk in de lach schiet – het levert een winnaar op en dat is altijd leuk.

Want dat winnen belangrijk is, daar kom je al snel achter. En ook al leer je je kinderen dat het niet alleen om winnen gaat maar vooral om sportiviteit en meedoen, het blijft toch menselijk om de beste te willen zijn. Uitblinkers worden bewonderd.

Met het EK voetbal nog vers in het geheugen weten we dat het dáár uiteindelijk om draait:  de finale winnen.  En dat geldt voor alle sportprestaties. Wie het snelst is, wint, wie het hoogst kan springen is kampioen. Maar ook de meest bevlogen spreker, de meest  overtuigende politicus , de beste kunstschilder of degene die heeft de langste adem heeft kan rekenen op aandacht en bewondering van anderen.

Daarom was ik verrast toen ik zo’n superlatief onlangs tegenkwam op een van de bekende  “Loesje” posters :  “Wie het langst boos is, verliest…” stond er.  Dat is dus net andersom.  Degene die de prestatie “het langste boos” levert, wordt niet de winnaar maar de verliezer.

Boos zijn. Dat is wat anders dan boos worden. Boos worden is niet alleen menselijk, maar is ook een gezonde emotie die je ertoe kan aanzetten om dingen recht te zetten, of die ervoor zorgt dat misverstanden worden opgehelderd.  Soms heeft de één gelijk, soms de ander, soms geen van tweeën. Boos worden kan de lucht doen opklaren. Maar boos zijn is een kwestie van volhouden. Van willen winnen omdat je gelijk hebt en de ander niet. En als het lang duurt, doet het beide partijen pijn.

Mensen kwetsen elkaar. Niemand is daar vrij van en het gebeurt soms ongemerkt. Zowel voor de een als voor de ander is er dan maar één goede uitweg: vergeving. Als die echt is tenminste.
Omdat vergeving – gegrond in een eindeloos grotere Vergeving – pas èchte winnaars oplevert.

Maria Bolijn

‘De Gulden Regel’

(Column: 28 juni 2024)

In de vakantie is alles een beetje anders. Zo gaan we als we op Texel zijn zelden naar de kerk.   Toch bezochten we dit jaar binnen een tijdsbestek van enkele dagen twee keer een kerk.  Nee, niet om die te bezichtigen maar om te luisteren naar wat er vanaf de kansel werd gezegd.

Hoewel, om eerlijk te zijn, de eigenlijke reden van ons kerkbezoek afgelopen zondag was dat we dat oude pittoreske kerkje in de Koog graag van binnen wilden bekijken maar dat het haast nooit open was. Toevallig was er die zondag een dienst.  

En ons bezoek aan dat andere kerkje, een paar dagen eerder, was evenmin  ingegeven door een vroom verlangen. In deze Zeemanskerk in Oudeschild wordt nl. elk jaar door een bekende Nederlander de “Rede van Texel” uitgesproken.  Je moet wel tijdig kaartjes kopen, anders kom je er niet in.  Als zeeheld verklede mannen vormen traditioneel het ontvangstcomité, samen met de burgemeester. En er is koffie met gebak. Sprekers als  Ahmed Aboutaleb en Femke Halsema waren eerder al te horen. Dit keer sprak Gert Oostindie, historicus, over het ongemakkelijke van ons koloniale verleden in de gouden eeuw. Over kwaad dat bewust maar ook onbewust aan anderen is aangedaan. Een boeiende lezing.

Onwillekeurig moest ik denken aan dat bekende rijmpje “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet” Ik zocht iets na over de oorsprong ervan. Het rijmpje blijkt afkomstig uit het apocriefe boek Tobit, maar het is een regel die al eeuwenlang bekend is: wereldwijd en in allerlei variaties te vinden in religieuze en filosofische teksten – ook in de bijbel. Wel frappant om te lezen dat het juist in die tijd, de 17e eeuw, als “de gulden regel” door Europeanen zou zijn geïntroduceerd.

Die zondag in dat andere kerkje sprak een onbekende dominee over de bijbelse variant van deze regel volgens de uitspraak van Jezus: “Gelijk gij wilt dat u de mensen doen, doet gij hen evenzo”.  Deze positiever gestelde versie spreekt mij aan. Veel ruimer en ook minder belerend. Geen verbod maar een uitnodiging tot actie!

De bijbel is zo gek nog niet.

Maria Bolijn

‘Scherpe blik’

(Column: 31 mei 2024)

Vandaag mag ik mijn nieuwe contactlenzen ophalen.  Beter zicht, scherpte weer wat bijgesteld. Ja, je ogen gaan met de jaren achteruit, al mag ik niet klagen. En zo’n bezoekje aan de opticien leert me in ieder geval weer hoe fijn het is om goed te kunnen zien.  

Toch is met “goed zien” niet alles gezegd. Immers, glijdt onze blik vaak niet veel te snel en oordelend over dingen en mensen heen, zonder ze écht te zien, echt te kennen?

Iemand vertelde mij hoe hij vroeger op school bloemen moest leren analyseren. Alle leerlingen kregen een bepaalde bloem voor zich en moesten dan één voor één met een pincet de kroonblaadjes uittrekken, dan de kelkblaadjes, de meeldraden en de stamper en die allemaal naast elkaar leggen en tellen. Nu kén je die bloem, zei de leraar. En in zekere zin was dat natuurlijk ook zo. Maar wel op een harteloze, ontledende manier.

Hoe anders kijkt bv. een kunstschilder naar een bloem, alvorens  die op het doek te zetten. Hij stelt zich er niet boven en kijkt als het ware met een innerlijk oog naar die bloem, net zo lang totdat hij haar echt heeft gezien, haar geheim heeft ontdekt. En dan pas kan er met schilderen worden begonnen. De schilder kijkt anders, kijkt met het hart.  

“Alleen met het hart kun je goed zien, het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar” zegt de vos in “De kleine prins” van Antoine de Saint-Exupéry.

Ik denk dat er inderdaad verschillende manieren van kijken zijn. Er is een heersersblik, scherp en ontledend, maar er is ook een blik die dienen wil. Die laatste zegt: kom maar, ik heb tijd en aandacht voor je. Die laatste blik komt vanuit het hart. In het Evangelie heet dat “recht doen”, de ander of het andere tot zijn of haar recht laten komen. 

“Alleen met het hart kun je goed zien”, ik zeg het de bekende schrijver graag na. Al ben ik natuurlijk wel blij dat mijn opticien een meer technische benadering hanteert bij de vaststelling van de nodige lenzensterkte. Want ja, scherpe en ontledende blikken zijn soms óók nodig.

Maria Bolijn

“Noteer maar…..”

(Column: 8 mei 2024)

“Lente is een keuze” appt mijn dochter vanuit een hotelletje in Barcelona. Ze zijn met vakantie  en duidelijk in een jolige bui. Ze had het ergens gelezen en ik vertaal het maar als: geïnspireerd worden door het jonge groen, de lentezon, de vrolijke zangvogels en daarom kiezen voor de positieve kant van het leven.  Niet verkeerd toch?

Helaas kan niet iedereen dat zo makkelijk roepen. Soms zijn er situaties waarin het lentegevoel weinig kans krijgt, of waarin het alleen maar een schrijnende vergelijking oproept tussen de eigen problemen en het zorgeloos geluk wat anderen ten deel valt. Maar dat vergelijken maakt het alleen nog maar erger: ‘Comparison is the thief of joy” – vergelijking is de dief van de vreugde, zei Theodore Roosevelt vele jaren geleden al en hij had gelijk. Hoezo, lente een keuze?

Ik las ergens een andere slogan: “Dankbaarheid is een keuze”. Bij dankbaarheid hoef je niet te vergelijken; het gaat juist om jouw eigen leven met al zijn unieke  ups en downs. Dankbaarheid begint met jezelf openstellen voor jóuw werkelijkheid zodat je die niet langer ervaart als een nutteloze stroom gebeurtenissen. Maak je gedachten los zodat er ruimte komt om ál het gebeuren, blij of droevig, nieuwsgierig tegemoet te treden en daarin misschien een gave te ontdekken, alsof er een stem is die jou iets te zeggen heeft. Verwondering, verbazing over het leven zelf. Zou uit die verbazing niet ooit het woordje “God” zijn geboren, de naam van de Eeuwige, in welke bewoordingen dan ook aangeroepen?

Soms wordt aan somber gestemde mensen geadviseerd een “dankbaarheidsboekje” aan te leggen, elke dag een paar dingen noteren waarvoor je dankbaar bent. Tel je zegeningen, zo word je je er meer bewust van. Maak dankbaarheid tot een levenshouding, een keuze voor het leven zelf, in al zijn facetten. Jouw leven, het enige dat jij hebt en niemand anders.

Dat dankbaarheid dan ook nog eens goed is voor je gezondheid, dat is natuurlijk mooi meegenomen.

En de lente? Ach, als je eenmaal de keuze hebt gemaakt voor dankbaarheid, dan hoort die er natuurlijk vanzelf ook bij.
De zon schijnt, de vogels zingen, noteer maar ……..

Maria Bolijn

‘Trots als een pauw’

(Column: 5 april 2024)

Onze kleindochter (12) is vegetariër. Sinds kort. Nog onwetend daarvan bestellen we in ons favoriete cafeetje-met-de-piratenboot argeloos het standaard snackje bij het drinken: bitterballen omdat zij die lekker vindt en kaasstengels omdat haar broertje daar gek op is, ik ook trouwens. Als  alles op tafel staat zegt ze het pas. En nee, ze hoeft niets anders, het is goed zo. Kaasstengels vindt ze niet lekker, nee. Maar, probeer ik, ze hebben vast wel vega-snackjes, kunnen we vragen toch? Nee hoor, ze hoeft niets anders. Trots als een pauw zit ze daar. Hoewel ik mezelf meer tot de flexitariërs reken, heb ik haar natuurlijk uitbundig geprezen.

Onlangs las ik over een serieus onderzoek naar wat vleeseters en vegetariërs van elkaar denken. Daaruit bleek dat vleeseters in het algemeen niets tegen vegetariërs hebben, behalve….. als ze wéten dat ze door vegetariërs negatief beoordeeld worden. Want dan zouden de vleeseters zich bedreigd voelen en vervolgens geïrriteerd gaan reageren. 

Is dat eigenlijk niet heel logisch? Natuurlijk fijn als het door de wetenschap wordt bevestigd, maar niet nodig toch? Als mensen elkaars gedrag  al bij voorbaat veroordelen dan is het haast onvermijdelijk dat dat een reactie oproept. En zo leg je ook geen
fijne basis als je een draagvlak wil creëren  voor jouw standpunt.

Op internet vond ik tips voor vegetariërs die vleeseters wel willen overtuigen maar niet ten koste van de vriendschap. Eén ervan was: verstop vegetarische kipstukjes in je gerecht en wacht af of je (niet-vegetarische) gasten het eten lekker vinden. Zo ja, vertel daarna pas dat het geen vlees was. Best een goede tip, met waarschijnlijk meer resultaat dan een goedbedoeld betoog over hoe fout je zit met vlees. En bovendien prima passend bij de bijbelse thema’s van naastenliefde en liefdevol respect voor de ander.    

Bij een kleindochter hoef je meestal niet bang te zijn voor een verslechterde relatie.  Maar dat ik nog eens extra trots op haar ben komt  door de manier waarop ze zo vrolijk genoegen nam met niets.  Ze is geen ‘missionaris’ maar doet gewoon wat ze denkt dat goed is. Trots als een pauw, ik. . . . Op onze kleindochter.

Maria Bolijn

‘Opruimen’

(Column: 8 maart 2024)

Laatst vroeg ik mijn broer (bijna 85) of hij er wel eens over dacht om te gaan verhuizen. Kleiner wonen misschien? Ik wist het antwoord eigenlijk al. Hij en zijn vrouw, beide musici, hechten enorm aan hun leuke huis in Den Haag waar ze nog steeds les geven en genieten van de mooie omgeving.  Zijn antwoord was inderdaad: “nee”. Maar om een andere reden. “Ik moet er niet aan denken” zei mijn broer, “want dan zou ik moeten opruimen!”. Ze bewaren inderdaad wel veel; kelder en zolder zijn tjokvol.

Zelf heb ik daar andere ideeën over. Juist in de voorjaarstijd vind ik opruimen heerlijk. “Heb ik dit echt nodig of kan ik ook zonder gelukkig zijn?” En dan blijkt dat er heel veel best naar de kringloop kan.

En het is nog zinvol ook toch? In deze tijd van het jaar lees je veel over de diepere betekenis van opruimen. Je ruimt er niet alleen je huis mee op, maar ook je geestelijke binnenkamers: het voorjaar, de periode die voor een groot deel samenvalt met de 40-dagen-tijd, kan immers een tijd zijn van bezinning, op zoek naar het zuivere, het echte. Ballast overboord en alleen behouden wat van waarde is.

Hoewel….als ik eerlijk ben, is het resultaat van mijn opruimwoede meestal dat ik die waardevolle dingen in huis alleen maar méér ga koesteren. Die komen na de opruiming beter tot hun recht. Ik wil ze beslist niet kwijt. Ik wil alleen kwijt waar ik zelf niks aan heb.  

Het mooie van de 40-dagen-tijd is dat je leert loslaten, dat je iets prettigs kunt opgeven om je te richten op het wezenlijke. Maar ben ik bezig met loslaten als ik opruim? Als ik wegdoe wat ik niet hebben wil? En extra koester wat ik nooit zou willen weggeven?

Opruimen, ik ga er vrolijk mee door, maar laat ik het niet mooier maken dan het is. Bij mij heeft opruimen niets te maken met een diepere zin. Net zo min trouwens als bij mijn broer, die begint er niet eens aan.  

Maria Bolijn

‘Storing’

(Column: 24 februari 2024)

Kortgeleden stelde mijn oudste dochter een dagje Brussel voor. We deden dat vroeger wel vaker, toen ze nog in Leuven woonde. Natuurlijk betaalde ik de maaltijd,  dat doe je als moeder voor een arme studente.  “Later” zei ze dan, “als ik rijk en dokter ben, dan trakteer ik jou hoor mam”. Het duurde wel heel wat jaren voor die belofte kon worden ingelost, maar vorige week was het dan zo ver. We zouden met de Eurostar gaan, lekker snel.   

De officiële aankomsttijd op Midi was iets over negenen. Veel te vroeg eigenlijk want alles is dan nog dicht. De reis verliep voorspoedig, razendsnel gleed het winterlandschap voorbij. We naderden Brussel.  Maar opeens leek de vaart eruit. De trein reed langzamer en langzamer. Stond stil. Reed weer een eindje, stopte opnieuw. Een mankement als gevolg van het winterse weer. Maar we waren er bijna dus het zou wel goed komen. Opperbeste  stemming in de trein. Totdat de slechtnieuwsboodschap kwam: ”helaas, we kunnen niet verder, dit is een noodsituatie, er komt een locomotief om ons te trekken”. Enfin, ruim vier uur later dan gepland arriveerden we. De stemming in de trein was intussen aanmerkelijk bekoeld.  Veel mensen misten belangrijke afspraken in Parijs of zelfs Londen. Omboeken, slechte alternatieven, allemaal ellende.

Hoe reageren mensen op zo’n verstoring van hun plannen? Boos worden, maar dat helpt niet. Ineens schoot me een definitie van liefde te binnen, die ik eens hoorde: “Liefde is het vermogen je te laten storen”. De storing als uitdaging!  Een mens heeft altijd de vrijheid om op een creatieve manier te reageren op wat hem overkomt. Als liefde voor de mensen om je heen daarbij je leidraad is, dan merk je dat je werkelijk vrij bent en niet langer slaaf van de omstandigheden en van je emoties. Dat was de gedachte achter die definitie van liefde. Zo ongeveer als Jezus deed dus, die liet zich voortdurend storen.

Maar ik heb makkelijk praten. Onze enige tegenslag was dat we niet lang konden  shoppen; dat leed is te overkomen. Met liefde.

Maria Bolijn

‘Huiszegen’

(Column: 24 januari 2024)

Op het moment dat ik dit schrijf is “Driekoningen” net achter de rug. Niet dat het op die dag, 6 januari, een enorm feest was; je merkt er weinig van. Zelfs het verhaal van de “drie wijzen uit het oosten”, op zoek naar het Christuskind, kent niet iedereen. Nog minder bekend is de aanduiding van die dag als “Epifanie” of “Openbaring van de Heer”, waarbij gevierd wordt dat God zichzelf in Christus bekend maakte als koning en verlosser. En voor een groot aantal mensen is het alleen nog maar de dag die aangeeft dat de kersttijd voorbij is en dat de kerstboom straks moet worden afgetuigd. Ook de gemeentelijke afvalverwerking houdt rekening met die datum bij het inzamelen van de kerstbomen.

Maar wist u dat Driekoningen op veel plaatsen in Europa een echte kerkelijke feestdag is? En dat je bij die gelegenheid zelfs je huis kan laten zegenen met gewijd water? Op de deurpost  worden dan de letters C+M+B geschreven, samen met het jaartal van het nieuwe jaar. Dat gebeurt met wijwater en gewijd krijt. De letters staan voor: Christus+Mansionem+Benedicat, “Christus zegene dit huis”. De letters zijn dezelfde als die van de namen van de drie koningen: Caspar, Melchior en Balthasar. Ook in Nederland worden door sommige parochies met Driekoningen wel huiszegenkaarten uitgedeeld, met dezelfde letters erop.

Over huiszegen gesproken. Toen we in 1999 ons tegenwoordige huis betrokken, hadden de vorige bewoners een fraai boeket bloemen op de schoorsteenmantel neergezet. Ik was blij verrast, maar dat werd iets minder toen bleek dat die bloemen niet voor ons bestemd waren maar voor het huis, als een symbolische dank- en afscheidsgroet. Ik had het nooit eerder meegemaakt bij een overdracht. Mooie symboliek, dat wel. Iets om na te doen? Kort daarna verkochten we ons vorige huis en later nog het studiootje van een dochter. Beide keren hebben we bloemen neergezet, en beide keren werd dat bijzonder gewaardeerd. Maar ze waren wel voor de nieuwe bewoners en niet (alleen) voor het huis. Beide wensen we Gods zegen toe.

Maria Bolijn